§ 1. De streek en de stad.
Het terrein tusschen Dommel en Aa ~ Geen woud hier ~ De plek „Boschel" de kern der stad en de oorzaak van haren naam ~ Stads oppervlakte en het aantal toegangen of poorten.
Waar in de XIIe eeuw Dommel en Aa in elkander vloeiden en een delta vormden, lag een laag en water-rijk oord, dat nochtans niet aan de groote overstroomingen van den lateren tijd onderhevig schijnt te zijn geweest, zooals ik kan opmaken uit zekere diep gevonden fundeeringen van eenvoudige huizen in de stad, uit grondslagen in het Boschveld (tegenover het bastion Oranje), uit het oorspronkelijke laag-liggende dek van sommige straten en vooral uit het plaveisel in de binnenbogen van den alleroudsten vestingmuur (rondom de markt en onder de fabrieken der firma De Gruijter langs de smalle haven), welk plaveisel een zeer laag beganegrond-peil aanwijst.
Midden in dat landschap ontstond of werd gesticht, en breidde zich naderhand aanzienlijk uit, de stad 's Hertogenbosch.
Op het tijdstip, dat onze stadshistorie aanvangt, was in dat kleine delta-gebied van Dommel en Aa waarschijnlijk slechts open veld te zien en was er, naar mijn gevoelen, geen bosch aanwezig.
Deze laatste gedachte te lanceeren, is iets van vèrstrekkende beteekenis. Want bijaldien ik op goede gronden zou aannemen, dat ter plaatse waar de stad ontstond, alstoen geen bosch hoegenaamd te bekennen was, dan moet de stad haren naam ook aan iets anders ontleenen, dan aan een oerwoud of een jachtbosch. Durf ik die conclusie aan?
Onbeschroomd aanvaard ik deze slotsom, tot welke mij overigens mijne langjarige onderzoekingen betreffende alles wat de vroegste stadsgeschiedenis aangaat, reeds lang gebracht hebben.
Velen zullen deze stoute bewering : „Geen bosch hier .... geen bosch ?" opnemen, als een lasteren van de beminde, diep-vereerde geschiedenis, met welke zij één zijn geworden. Zij zullen zich onmiddellijk tot mijne opponenten verklaren en mij een reeks van argumenten vóórwerpen.
Waar mijn gevoelen goeddeels 1), mijne slotsom geheel nieuw is, ben ik verplicht, - ook in deze kerkgeschiedenis - al hunne bezwaren te weerleggen.
Mijne opponenten spreken, meen ik, aldus:
~ Zou hier geen bosch zijn geweest? En de stadsnaam-zelf dan, „bosch”, „'s Hertogenbosch”?
~ Ja, de naam 's Hertogenbosch is wel het sterkste argument, dat de aanhangers der oude historische opvatting kunnen doen gelden. Maar als men de noodzakelijke praemissen van hun redeneering eens nagaat: „bosch beteekent altijd bosch, en als bosch in een stadsnaam voorkomt, wil dat zeggen, dat die stad op een pas omgehakt woud verrezen is”, dan valt daar, zooals verderop zal blijken, veel op af te dingen.
Maar er moet toch een bosch geweest zijn, want de naam van deszelfs bezitter, den Hertog, wordt er aan vastgekoppeld. Immers: „des hertogen” bosch!
1. | Grammaye, van Oudenhoven (le editie) en de onbekende schrijver van het door van Oudenhoven gebruikte „latijnsche boek” (2e editie) zeggen : hier was geen bosch. Bor, Butkens, Cuperinus, Pelgrom, Palier, Dr F. X. Smits e.a. verkondigen, dat hier ter plaatse een bosch was. Van Oudenhoven (2e editie) Molius, van Heurn, Hezenmans, Mr Jos. Smit, Jhr Mr van Sasse v. Ysselt en anderen zijn van een onduidelijk of wankel gevoelen, of hangen het idée: de stad lag bij een bosch, aan. Aan eene andere naamsafleiding dan van een bosch of woud, heeft alleen, meen ik, Grammaye gedacht, die het Grieksche woord Boskii aanhaalt, dat eenzame plaats beteekent, doch hier niet van pas is. |